4. Refereren

Na dit hoofdstuk kan je van papieren én digitale bronnen een referentie maken en weet je waarom het belangrijk is. Je leert citeren en noten gebruiken, en je kent het verschil tussen een voet- en een eindnoot, je weet wat een bibliografische of externe noot is, een inhoudelijke of zelfstandige noot en een verwijzende, interne of cross-referentie noot. Je weet dat er verschillende nootsystemen bestaan. Onderschat dit hoofdstuk niet.

Bij deze les hoort een PowerPoint.

Lees hier het nieuwe vademecum Bronvermeldingen. SAW 2016.

0. Wees praktisch én eerlijk

"Het was een mooie ochtend aan het eind van november. ’s Nachts had het een beetje gesneeuwd, maar het verse laagje dat de grond bedekte was niet meer dan drie vingers dik. In het donker, dadelijk na de lauden, hadden we in het dorp in het dal de mis gehoord. Daarna waren we bij het krieken van de dag op weg gegaan naar de bergen. Terwijl we over het steile pad dat zich om de berg slingerde omhoog klommen, zag ik opeens de abdij liggen. Wat mij ervan verbaasde waren niet de muren die haar aan alle kanten omringden en geleken op andere die ik in de hele christelijke wereld had gezien, maar de kolossale omvang van dat wat naar ik later vernam het Hoofdgebouw was. Dit was een achthoekig bouwwerk dat er uit de verte uitzag als een vierhoek (bij uitstek volmaakte figuur die de vastheid en onneembaarheid van de Stad Gods uitdrukt), waarvan de zuidelijke zijden zich op het plateau van de abdij verhieven, terwijl de noordelijke zo uit de loodrechte flank van de berg omhoog leken te schieten."1

In ‘De Naam van de Roos’ schetst Umberto Eco een volmaakte bibliotheek. De vesting, waar het labyrintische middelpunt ‘verboden’ boeken bewaart, gaat verloren omwille van de vooruitgang. Als je een tekst schrijft haal je ideeën bij anderen. Het is eerlijk én praktisch om bij te houden waar je de info vond. Praktisch omdat je de bron zonder tijdsverlies opnieuw kan consulteren. Eerlijk omdat je referentie plagiaatdiscussies vermijdt. Zo onderscheidt de lezer je uitspraken van die van anderen.

Je kan op drie manieren een bron gebruiken.

  1. Een citaat is de woordelijke weergave van een korte tekst.
  2. Een synthese is een samenvatting van een langere tekst.
  3. Een parafrase is een herformulering.

Van Dale omschrijft plagiaat of letterdieverij als “het overnemen van stukken, gedachten, redeneringen van anderen en deze laten doorgaan voor eigen werk of een van anderen overgenomen deel van een geschrift.” Doe je dit opzettelijk dan is dit een hoofdzonde. De meeste auteurs doen dit uit slordigheid. Ze kennen de regels niet, vergeten de bron of bewerken de tekst onvoldoende. Lange en talrijke passages cursief tussen aanhalingstekens en met bronverwijzing zijn strafrechterlijk geen plagiaat maar zijn methodologisch af te keuren. Ze tonen dat je niet zelfstandig analyseerde. Het achterhalen van plagiaat is eenvoudig en kost de lezer minder werk dan het grondig beoordelen van de tekst. Plagiaatscanners scannen je werk en tonen welke delen letterlijk zijn.

Toch zijn het niet altijd de machines die plagiaat op het spoor komen. Plagiaat is met het blote oog herkenbaar omdat plagiërende auteurs vormelijke en inhoudelijke fouten maken. Wie niet met Ict overweg kan, verraadt plagiaat via de vorm. Een vreemde lay-out illustreert dat het origineel in de tekstverwerker is geplakt en uitgeprint: de lay-out is niet coherent, paginanummers kloppen niet, lege regels en onverwacht nieuwe pagina’s. Werkstukken rechtstreeks geprint uit de browser zijn het snelst te herkennen. Tenslotte kan er inhoudelijk gecontroleerd worden via de bibliografie. Als die verwijst naar werken die niet in de omgeving van de student te vinden zijn, doet dit een belletje rinkelen.

Wie correct wil refereren, onderscheidt enerzijds de complete bronnenlijst of [het bibliografisch apparaat] op het einde van de tekst en anderzijds de ideeën en citaten in de tekst, waarbij een voet- of eindnotenapparaat hoort.

1. Citeer in de tekst met noten

Citaten of exacte overnamen van woorden zijn wenselijk. Beperk ze in omvang én in aantal, kies ze met een functie.

  1. Ter illustratie van een opvatting of zwaarwegend element. Dit kan een typerende, een a-typische of unieke uitspraak zijn.
  2. Als uitgangspunt of besluit van een analyse…
  3. Ter aanvulling op, inkleuring of ondersteuning [niet bewijs!] van je tekst.

Gebruik citaten enkel als de auteur een idee niet te evenaren uitdrukt. In dit geval doe je beroep op de autoriteit van de auteur om je argumentatie kracht bij te zetten. Bij samenvattingen, parafrasen of citaten verwijs je naar één uitgave. Citeer liever niet uit de tweede hand. Gebruik het oorspronkelijke werk. Vaak kan dat echter niet. Dan toon je in je noot de oorspronkelijke auteur, titel en andere gegevens met de toevoeging ‘geciteerd in:…’ Het is beter niet te verwijzen naar algemeenheden en gemeengoed of onnodige citaten te creëren (zoals je hier kan zien).

Maatschappelijke veiligheid is volgens Goethals en Walgrave ‘een van de meest in het oog springende fenomenen van de eenentwintigste eeuw.’ Vergeten we niet dat volgens Lavaski in ons land twee op drie mensen met het fenomeen in aanraking komen.”

Dit is een incorrect en onzinnig citaat. Waarom?

  1. Het is evident dat dit fenomeen in het oog springt. Dat sluit niet uit dat Goethals en Walgrave het niet ergens schreven. Ik heb dit niet gecontroleerd, ik bedacht het gewoon, maar het is overbodig een autoriteit in te roepen voor een evidentie.
  2. Wat volgt kan exact zijn, echter is Lavaski geen autoriteit maar een denkbeeldig figuur. Ofwel kies je om een autoriteit zoals het Nationaal instituut voor de statistiek of Goethals in te roepen of je schrijft dat je ervan uitgaat dat twee op drie mensen enzovoort. Let op dat je geen ideeën toeschrijft aan een auteur dat hij zelf bij een ander haalt!

Maak geen collage citaten, vermijd parafraseringen. In een parafrase volg je de redenering, de argumenten en de feiten van een ander en wijzig je woorden en de uitdrukkingswijze. Soms leunt dit dicht aan bij plagiaat. Citaten onderscheiden zich typografisch van de standaardtekst. Cursiveer in een tekstverwerker of onderstreep bij een handgeschreven tekst. De lezer attenderen dat de typografie afwijkt van het origineel is overbodig tenzij er in het citaat een onderstreping of cursivering voorkomt. Signaleer dat in de voetnoot. “Korte citaten staan in de tekst gecursiveerd tussen aanhalingstekens.” Vergeet de aanhalingstekens niet te sluiten. Lange citaten isoleer je als blokcitaat. 'Blokcitaten' tonen andere typografische kenmerken dan de standaardtekst.
Als in het origineel aanhalingstekens “…” voorkomen, verander je die in je tekst in ‘…’. Leestekens van je eigen tekst die op het citaat volgen, plaats je na het sluitende aanhalingsteken, tenzij het citaat of je tekst eindigt op een punt. Een citaat stemt woordelijk overeen met het origineel [woorden, cursiveringen, spelling, leestekens] tenzij je ellipsen of interpolaties gebruikt.

1.1 De ellips

Een ellips laat een deel van het origineel weg en vervangt het door een beletselteken […] dat niet gecursiveerd is . Als je lange tekstdelen weglaat, werk je beter met afzonderlijke citaten die je becommentarieert.

1.2 De interpolatie

Interpolatie of het toevoegen van woorden die niet voorkomen in het origineel gebeurt met [rechte] haken. Ze verduidelijken het origineel of tonen dat de auteur een fout maakte. Een ander correctiemiddel is het toevoegen van [sic] na de foudt [sic].

Een voorbeeld

Het origineel is:
"De volledige verantwoordelijkheid voor de bibliotheek had bij Demetrios berust."

Dit kan er in je tekst zo uitzien (maar is langer) (ik gebruik hier bewust een interpolatie en een elips, ook al zijn ze niet zinvol):
Volgens Luciane Canfora “[beruste] de volledige verantwoordelijkheid voor de bibliotheek […] bij Demetrios.”

Beter is in je eigen woorden (en korter!):
Volgens Canfora was Demetrios de bibliotheekverantwoordelijke.

2. Zes soorten noten of verwijzingen

Voor sommigen zijn de noten het toonbeeld van erudiet snobisme en een poging om je af te leiden van de inhoud. Anderen gebruiken ze omwille van drie redenen.

  1. Om te verwijzen naar een externe locatie zoals een bron.
  2. Om te verwijzen naar een interne locatie zoals een andere plaats in de tekst.
  3. Om extra uitleg te geven, een zelfstandige noot.

Voetnoten staan onderaan de pagina in numerieke volgorde. Slechts een uitzonderlijk lange voetnoot loopt door op de volgende pagina. Eindnoten verschijnen op het einde van de tekst. Voetnoten lijken het meeste voordelen te hebben. De tekstverwerker nummert ze doorlopend en maakt geen verdelingen per hoofdstuk. Kies je voor eindnoten, hou er dan rekening mee dat een noot opzoeken achteraan een werk omslachtig is, zowel elektronisch als op papier, zowel voor de schrijver als voor de lezer.

2.1 De externe noot

De externe noot geeft de bron van je citaat aan, verschaft extra bibliografische noten over het onderwerp en geeft aan waar je een idee haalde. De externe noot wordt doorgaans bibliografische noot genoemd. De essentie is de verifieerbaarheid van je verhandeling zodat anderen kunnen nagaan wat je beweert en waarop je conclusie steunt. Verwijzingen naar werken van diverse auteurs kan je in één noot samenbrengen. Verwijs je de eerste maal naar een werk dan geef je andere info dan de volgende keren. De eerste externe noot geeft de volle referentie zoals die in de bibliografie voorkomt mét het paginanummer [en eventueel volume]. In de volgende noten volstaat de familienaam van de auteur en de pagina [en eventueel het volume]. Bij passages die intensief verwijzen naar één werk plaats je niet om de haverklap een noot. Voorzie aan het begin van de passage een globale verwijzing naar dat basiswerk.

2.2 De zelfstandige noot

De zelfstandige noot is een tekst in je betoog [beweringen, discussiepunten, meningen, kritische commentaren, vertalingen enzovoort] die de lezing stoort. Dit soort noten beschrijven materiaal dat niet "organisch" tot de hoofdtekst behoort, bijzaken en nevenaspecten, minder relevante of uitvoerige citaten die niet zó volumineus zijn om in bijlage te plaatsen. De zelfstandige noot wordt ook inhoudsnoot genoemd. Vergeet bij de noot niet de bron te vermelden.

2.3 De internet noot

Tenslotte zijn er noten die verwijzen naar je eigen tekst. Deze interne of verwijzende noten worden ook cross-referentienoten genoemd. Soms worden ze in de tekst geplaatst. Voorbeelden zijn: Zie hoger of cfr. supra, p. 66, cfr. infra, p. 66, cfr. infra, bijlage 6, cfr. infra, 6.6, p. 66-99.

Als je de plaats van de noten combineert met hun functie, bekom je zes soorten noten.

Voetnoten Eindnoten
Externe / bibliografische voetnoot eindnoot
Inhoudelijke / zelfstandige voetnoot eindnoot
Interne voetnoot eindnoot

Je pc nummert de voet- en eindnoten doorlopend [geen identieke nummers, ook al is het gebruikte werk hetzelfde] ongeacht hun vorm [zelfstandige, interne en externe noten door elkaar] zodat ze in numerieke volgorde terechtkomen in het notensysteem. Op de titelpagina, in titels en in de bibliografie plaats je geen noten. Het cijfer in de tekst dat naar een noot verwijst, plaats je bij een zin, na het punt en bij een citaat na het afrondende haakje. De stelling dat geciteerde werken in een noot staan en dus niet in de bibliografie moeten, gaat niet op. De bibliografie geeft een andere functie. Ze laat toe om snel een indruk te krijgen van de literatuur. Het is onbehoorlijk de lezer te dwingen tot naslag van de voetnoten.

3. Nootsystemen

Er bestaan diverse systemen om noten aan te brengen in je tekst. Voor de meeste gebruikers biedt systeem 1, waarbij je noten onderaan het blad plaatst meest voordelen. De overige categorieën zijn gesorteerd van eenvoudig naar complex.

3.0 In tekst (APA)

(Tekst komt nog)

3.1 Voetnoten, enkel voetnoten

Dit systeem plaatst externe-, interne- en inhoudsnoten onderaan de bladzijde. Het voordeel is dat de lezer in een oogopslag de inhoud van de noot ziet. De eerste keer dat je naar een werk verwijst, neem je alle gegevens op: auteur, titel, uitgever, plaats, jaartal én pagina. Vanaf de tweede keer dat je naar een werk verwijst, kan het volstaan om de naam van de auteur en het paginanummer te tonen. Gebruik je van deze auteur verschillende werken, dan neem je naast de auteur telkens de titel op. Er is echter niets op tegen om zoals in dit werk telkens de volledige referentie te tonen. Met wat knip en plakwerk is dit zo gebeurt. Zorg wel dat je de juiste en correct gespelde referentie knipt en plakt. Anders vermenigvuldig je ook de fouten.

3.2 Eindnoten, enkel eindnoten

Dit systeem is even eenvoudig als het bovenstaande. Het plaatst externe-, interne- en inhoudsnoten op het einde van de tekst. Indien het om een uitgebreid werk gaat, kunnen de eindnoten op het einde van een hoofdstuk. Het voordeel is dat je bladspiegel niet doorkruist wordt door noten en de leesbaarheid dus hoger is. Het nadeel ligt voor de hand. Het napluizen van referenties neemt zowel voor de lezer als de schrijver meer tijd in beslag.

3.3 Voetnoten & in-tekst

Dit systeem plaatst inhoudsnoten en interne noten onderaan de pagina. Bibliografische referenties beperk je tot de familienaam van de auteur, publicatiedatum en de pagina[e]-vermelding tussen ronde haken in de hoofdtekst. Meer bibliografische gegevens krijg je in de bibliografie.

3.4 Voet- & eindnoten, combinatie 1

Inhoudsnoten en interne noten plaats je onderaan en de bibliografische noten achteraan. Dit [complexe] systeem nummert de inhoudsnoten en interne noten als voetnoot en de externe noten als eindnoot. Ook mogelijk is de inhoudsnoten en interne noten te nummeren per pagina en de bibliografische noten door te laten lopen in de tekst.

3.5 Voet- & eindnoten, combinatie 2

Dit systeem neemt de inhoudsnoten en interne noten op in één lijst achteraan en plaatst de externe noten onderaan de pagina. De nummering van de inhoudsnoten en interne noten loopt door de tekst terwijl je de externe noten per pagina genummerd zijn.

4. Bouwstenen van de referentie

Wie geen referenties maakt bij de informatieverzameling verliest in de schrijffase een pak tijd met het opnieuw opsporen van de bronnen. Via elektronische catalogi kom je uiteraard snel de auteur, de titel, de uitgever, de plaats en het jaartal op het spoor. Vertik je het om de pagina te noteren waar je het citaat vond, kom je zonder twijfel in de problemen.
Zorg dus van in het begin voor een correcte, consequente en volledige bronvermelding. Hoe doe je dat?

  • Correct wil zeggen: inhoudelijk juist [let op de schrijfwijze…].
  • Consequent wil zeggen: typografisch uniform.
  • Volledig wil zeggen dat je ‘alle’ gegevens opneemt: de auteur of de redacteur [Editor], de titel, de uitgever of de organisatie verantwoordelijk voor de website en de url. Je rondt af met de datum of de updatedatum van de site en de pagina van het boek. Bij een website kun je aanwijzingen geven waar het citaat te vinden is. Klik hier, klik daar of wijs op een eventuele onder- of tussentitel.

De bibliografische gegevens van een boek neem je niet van de voor- of achterflap, maar uit de colofon. De colofon neemt alle noodzakelijke gegevens op. Als dat niet zo zou zijn, kijk je op de kaft. De colofon vind je doorgaans op de achterkant van de titelbladzijde of achteraan het boek.

COLOFON
Copyright © 2001 David Van Reybrouck
J.M. Meulenhof bv, Amsterdam
Vormgeving omslag Neno/Cees van den Oever
Foto achterzijde omslag Lieve Blancquaert
Meulenhoff Editie 1921
www.meulenhoff.nl
ISBN 90 290 7060 0 / NUGI 321,672

4.1 Auteur

Is de auteur bekend, plaats je eerst de familienaam. Vervolgens kan je de voornaam of voornamen voluit schrijven of kiezen voor het initiaal. Opdat de auteursnaam zichtbaar zou zijn kan je de naam in kapitalen plaatsen of de tweede regel van de vermelding laten inspringen. Neem geen academische titels [doctor, professor…] op. Als er twee of drie co-auteurs zijn, geef je de namen in de volgorde waarin ze op de titelpagina voorkomen. Zijn er meer dan drie auteurs, vermeld je enkel de eerste en laat je die volgen door “[Ea.]” wat staat voor et al of et alii. Bij co-auteurs met gelijke familienamen herhaal je de familienaam. Voor een “reader” geef je de naam van de editor[s] of redacteuren en laat die volgen door “[Ed.]” of “[Eds.]” Als de titelpagina van het boek behalve de auteur de vertaler opgeeft, kan je de vertaler na de titel voorafgegaan door “Vertaald door” plaatsen. Is het onmogelijk is om de auteurs of siteverantwoordelijken te vinden [een bijsluiter, een helpdesk, een patent], plaats je niets. Is dat werk uitgegeven door een instelling of vereniging, plaats je die als auteur. Wordt de auteur of editor niet genoemd, maar toch ken je die, plaats je de naam tussen rechte haken.

4.2 Titel

Voor een boek worden titel en ondertitel gecursiveerd overgenomen van de titelpagina. Voor een artikel vermeld je titel en ondertitel zoals ze boven het artikel staan. Daarop laat je een punt volgen met daarna “In: naam tijdschrift of krant” volgen. De naam van het tijdschrift wordt gecursiveerd.

4.3 Uitgever

De uitgever is de verantwoordelijke die de informatie bekend maakt. "Uitgeverij", "The" en "De" laat je weg. Als er meerdere uitgeverijen zijn, noteer je de meest nabije. Als het werk gepubliceerd is in opdracht van een instelling of een organisatie en als de titelpagina de uitgeverij en de opdrachtgever vermeldt, kan je beide overnemen. Op internet is de verantwoordelijke uitgever doorgaans de instelling of organisatie die de website beheert. Kun je niet achterhalen welke organisatie verantwoordelijk is, dan moet dit een belletje laten rinkelen. Uiteraard zijn van veel websites auteur en uitgever gelijk.

4.4 Plaats en datum

Plaatsnamen schrijf je in het Nederlands. Als de titelpagina twee plaatsen opneemt, kies je de meest nabije. Als er geen plaats van publicatie wordt vermeld, plaats je "s.l." [sine loco]. Websites zijn ook locaties. Vermeld het jaar van uitgave. Als je het jaar van uitgave niet vindt, zet je "s.d." [= sine die] of "s.a." [= sine anno]. Als de colofon de datum niet vermeldt, maar je die toch kent, plaats je die tussen rechte haken. Voor een website zoek je de datum van de laatste update. Sites die zichzelf serieus nemen vermelden wanneer ze zijn bijgewerkt. Is dit niet het geval noteer je de datum van raadplegen tussen rechte haken. Bij een boek volstaat het jaartal, bij een tijdschrift noteer je de jaargang, het nummer en de datum. Omwille van de veranderlijkheid van internetinfo vermeld je bij een website een datum met dag en maand. Zorg voor een uniform systeem: 06.06.06 of 6 juni 2006, enzovoort…

4.5 Pagina en volume

Een bibliografische vermelding [behorend tot je bibliografie achteraan] neemt het aantal pagina’s op van het geraadpleegde werk op, terwijl de bibliografische noot [onderaan pagina, verwijzend naar een nummer in je tekst] verwijst naar één of meerdere pagina’s in het geraadpleegde werk. Noten zonder paginavermelding zijn waardeloos, tenzij er geen nummering is. Dan schrijf je “geen pagina”. Noteer een pagina als p. 369 of een reeks als p. 69-93, maar niet als p. 369 ev. Verwijs je naar een volume van een werk laat je in de noot de pagina voorafgaan door het volumenummer in Romeinse cijfers. Bijvoorbeeld: vol. III, p. 36-63.

5. De referentie bouwen

Hier volgt een nootmodel. Als je wil afwijken doe gerust. Doorgaans hebben hogescholen, universiteiten en organisaties eigen afspraken. Zorg voor consequentie. Kies voor het initiaal of de volle voornaam van de auteur, plaats de elementen in dezelfde volgorde, maak geen nodeloze scheidingen met punten, komma’s of andere leestekens en zet niet te pas en te onpas stukken tekst cursief of in kapitalen. Vermeld in je noot uitsluitend wat je raadpleegde. Heb je een volledig boek gelezen, laat dit merken. Heb je enkel een bijdrage in een werk doorgenomen, wees eerlijk en toon dat. Hieronder zie je de meest voorkomende gevallen. Probeer de logica te zien en die toe te passen bij niet opgenomen bronnensoorten. Als je informatie hebt maar geen gegevens over de herkomst, dan gebruik je de info best niet. Heb je een aanknopingspunt kan je zoeken om je data te vervolledigen. Je weet bijvoorbeeld dat een boek gedrukt is bij Lannoo, maar de plaats ontbreekt. Het is niet moeilijk om te ontdekken dat Lannoo in Tielt ligt. De […] rechte haken tonen dat jij elementen toevoegde. Kun je er niet achter komen, duid je dit met een blanco of een afkorting. Kies een uniform systeem van afkorten: ofwel het Latijnse ofwel het Vlaamse.

  • Auteur ontbreekt: laat dit vak blanco en begin met de titel.
  • Titel ontbreekt: gebeurt niet vaak, maar het kan dat een tekst geen titel heeft. Ook hier laat je het vak blanco.
  • Uitgever ontbreekt: controleer of het gaat om een uitgave in eigen beheer. Indien ja: schrijf “Publicatie in eigen beheer.” Anders schrijf je ongepubliceerd eindwerk, ongepubliceerde cursus, ongepubliceerd verslag… Zie punt 9 hieronder.
  • Plaats ontbreekt: schrijf sl. [sine loco] of zp. [zonder plaats].
  • Datum ontbreekt: schrijf sd. [sine dato] of zd. [zonder datum].
  • Paginering ontbreekt: schrijf sp. [sine pagine] of zp. [zonder pagina].

5.1 Boek

Bij een boek zet je eerst en vooral de auteur in kapitalen gevolgd door het initiaal in een kapitaal en daarna een punt. Hoofdtitel cursief eindigend op een punt. Ondertitel cursief eindigend op een komma, de Uitgever beginnend met hoofdletter, komma, Plaats van uitgave [beginnend met hoofdletter], komma en het jaartal eindigend met een punt. De voetnoot verwijst naar de pagina. In de bibliografie kan je het totaal aantal pagina’s opnemen maar het hoeft niet. Voorbeeld:

WYDOOGHE B. (2000) Nieuwe tijden, nieuwe noden, nieuw oplossingen, 1948-2000. Een halve eeuw opleiding tot welzijnswerker aan de katholieke sociale hogeschool in Kortrijk, Tielt: Lannoo, Tielt, 200 p.

5.2 Boek met meerdere auteurs

Auteur A in kapitalen gevolgd door initiaal in kapitaal en punt. Het "&" teken. Auteur B in kapitalen gevolgd door initiaal in kapitaal en punt. Hoofdtitel cursief eindigend op een punt. Ondertitel cursief eindigend op een komma, Uitgever [beginnend met hoofdletter], komma, Plaats van uitgave [beginnend met hoofdletter], komma, jaartal eindigend met een punt. De voetnoot verwijst naar de pagina. In de bibliografie kan je het aantal pagina’s opnemen. In het onderstaand voorbeeld neemt het boek geen plaats van uitgave op. Er dienen zich twee mogelijkheden aan: als je niet weet dat Brepols in Turnhout gevestigd is neem je het eerste, anders kies je de tweede mogelijkheid. Als een boek drie auteurs heeft dan som je de drie auteurs op in de volgorde van het titelblad. Tussen de eerste en de tweede auteur plaats je een komma, tussen auteur twee en drie plaats je het "&" teken. Zijn er meer dan drie auteur beperk je de referentie tot de eerste drie auteurs. Dat er nog anderen aan het boek meewerkten, toon je door (Ea.). er bij te plaatsen.

Twee auteurs
LIS C. & SOLY H. Te gek om los te lopen. Brepols, Sl., 1990. Of beter:
LIS C. & SOLY H. Te gek om los te lopen. Brepols, [Turnhout], 1990.

Drie auteurs
DEKROL J., DERBIE A. & SNOEK V. Het grote rode gevaar in de jaren zeventig. Een neomarxistische analyse van de welvaartstaat. Luberon, Maaikerke, 1994.

Meer dan drie auteurs
ZWENKEL B., DEDROOF C. & LIPPENS R. (Ea.). Beste bijbel. Luberon, Maaikerke, 1999.

3. Bijdrage uit boek

Een bijdrage kan een artikel zijn, of een voor- of een nawoord, een inleidende of afrondende tekst waarbij de schrijver niet verantwoordelijk is voor het boek zelf. Dit systeem van refereren houdt het midden tussen de referentie van een bijdrage uit een redactiewerk en een referentie van krant of tijdschrift. Begin je referentie met de auteur van de bijdrage in kapitalen gevolgd door initiaal in kapitaal en punt. Daarna volgt de titel van zijn bijdrage cursief en eindigend op een punt. Eventueel vul je aan met de ondertitel cursief eindigend op een komma. Daarna komt het woord In: [beginnend met een hoofdletter en eindigend op een dubbele punt. Hierna komt de basisreferentie: de Auteur in kapitalen gevolgd door initiaal in kapitaal en punt. Hoofdtitel cursief eindigend op een punt. Ondertitel cursief eindigend op een komma, Uitgever [beginnend met hoofdletter], komma, Plaats van uitgave [beginnend met hoofdletter], komma, jaartal eindigend met een punt. De voetnoot verwijst naar de pagina. In de bibliografie kan je het aantal pagina’s opnemen.

BREYNE P. Een volwassen kijk op jongeren. In: WYDOOGHE B. Nieuwe tijden, nieuwe noden, nieuwe oplossingen. Een halve eeuw opleiding tot welzijnswerker aan de katholieke sociale hogeschool Ipsoc in Kortrijk, Lannoo, Tielt, 2000.

4. Redactiewerk

Een redactiewerk is een werk waarvan één of meerder personen instaan voor het werk, maar anderen hebben aangesproken om te schrijven. De redacteur wordt ook editor genoemd, vandaar de afkorting [Ed.], maar [Red.] kan eveneens. Na de afkorting tussen haakjes volgt een punt.

CORNILLIE P. [Ed.]. ’t Vertelde Lichtervelde. Een dorp cursief bekeken, Perskring, Lichtervelde, 2001.

5. Redactiewerk met twee redacteurs

VANMARCKE V. & WYDOOGHE B. [Eds.]. Handinfo. Handige informatie voor personen met een handicap, Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Afdeling Algemeen Welzijnsbeleid, Brussel, 2001.

6. Bijdrage uit redactiewerk

WYDOOGHE B. De.homo.religens.be. In: CORNILLIE P. [Ed.]. ’t Vertelde Lichtervelde. Een dorp cursief bekeken, Perskring, Lichtervelde, 2001.

7. Krant

Indien je de naam van de journalist kan achterhalen schrijf je zijn achternaam voluit. Vind je enkel de initialen, dan volstaat dit. Let op dat de titel én de naam van de krant cursief zijn. Na de naam van de krant komt een komma en de datum. In de noot plaats je de pagina. In de bibliografie is dit onnodig.

WYDOOGHE B. Jeugdhuis opent deuren voor Andere Geslacht. In: Het Volk, 15 februari 1995.

8. [Vak]tijdschrift

Lijkt sterk op het bovenstaande, met dit verschil dat je van een tijdschrift geen datum opneemt maar de jaargang en het nummer. Het jaartal of een datum toevoegen is echter handig om de actualiteit van je bron te illustreren, maar om het terug te vinden is dit niet nodig. In de voetnoot vermeld je ook de pagina die je gebruikte. In de bibliografie is dit onnodig.

WYDOOGHE B. Heemkunde in cyberspace. ‘Lines of light ranged in the non space of the mind.’ In: Ons Heem, jg. 57, nr. 1, 2004.

9. Onuitgegeven materiaal

Bij onuitgegeven materiaal [er is geen uitgever] zoals een eindwerk of een cursus, past het de lezer hierop attent te maken. Zo weet die dat het document niet te koop is in de handel. Je plaatst erbij om welk soort document het gaat: een cursus, een eindwerk, een verslag…

WYDOOGHE B. Politieke, sociale en economische geschiedenis. Ipsoc-Katho, ongepubliceerde cursus, Kortrijk, 2005.
WYDOOGHE B. De bal. Een scenariowedstrijd als middel tot audiovisuele vorming? Katho-Ipsoc, ongepubliceerd eindwerk, Kortrijk, 1994.
WYDOOGHE B. Verslag projectvergadering sociaal cultureel werk. Ipsoc-Katho, verslag, Kortrijk, 6 juni 2006.

10. Andere

Denk logisch na. Bij een film volg je het schema zoals hierboven: de regisseur, titel film, producent, plaats, jaartal en eventueel speelduur. Van een toneelstuk, een lied… vallen gelijkaardige reeksen te bedenken. Een veel gestelde vraag is, hoe verwijs ik naar een website? Wees niet tevreden met de url: zoek auteur, titel, uitgever en datum! Vergelijk een website met een plaats van uitgave, vergelijk een organisatie met een uitgever. Kun je de datum van publicatie of de laatste bijwerking niet achterhalen, plaats dan de datum van raadplegen. In het eerste geval schrijf je gewoon de datum volgens een uniform systeem, in het tweede geval schrijf je ‘geraadpleegd op…’ Strikt genomen kan dit op een papieren document:

BELJAARS F.L. Is juridisch kennismanagement in een professionele organisatie: ‘core business’? NVB, www.nvbonline.nl, 2005.

Een uitgebreide referentie is zowel op papier als digitaal wenselijk maar niet esthetisch (volledige url, datum en paginanummering):

BELJAARS F.L. Is juridisch kennismanagement in een professionele organisatie: ‘core business’? Nederlandse Vereniging voor Beroepsbeoefenaren in de bibliotheek-, informatie- en kennissector. http://www.nvbonline.nl/images/Beljaars%20NVB%202005%20015%20%20%5B5%5D.doc?PHPSESSID=66c72af1f2f12f72c4b8c0acfd1bc1e0, geraadpleegd op 24.11.2005, 12 p.

Digitaal is dit het meest interessante. Je verbergt de lange hyperlink, maar wie hem aanklikt komt op de juiste plaats. Op papier heeft dit uiteraard geen zin.

BELJAARS F.L. Is juridisch kennismanagement in een professionele organisatie: ‘core business’? Nederlandse Vereniging voor Beroepsbeoefenaren in de bibliotheek-, informatie- en kennissector, (NVB), 2005, 12 p.